Het Zwitserse stadje La Chaux-de-Fonds lijkt simpel opgebouwd: straten die parralel en perpendiculair van elkaar lopen. Maar achter dit vierkante patroon zit een idee : de klokkenindustrie. Ontdek hieronder de geheimen van een op het eerste oog saaie stad.
Na de beklimming van de laatste berg vanuit een van de nabij liggende dalen zie je de stad liggen: de kenmerkende schoorsteen van de vuilverbrander met wemelende rook. In de afdaling duikt de weg figuurlijk richting dit stratenpatroon, dat in de lengte van het dal, aan de noord-westkant van de stad, ligt.
Het lijkt op het eerste oog een saaie en eenvoudige manier geweest te zijn om de stad opnieuw op te bouwen, nadat een brand een groot deel had verwoest in 1792. Maar er zit wel degelijk een idee achter, dat van een plaatselijke architect, meneer Junod. Zonlicht speelt een belangrijke rol. De straten bevinden zich aan de noordkant van de bijbehorende huizen met puntdaken, de bijbehorende tuinen aan de zuidkant, om daar zoveel mogelijk zonlicht op te laten schijnen.
Lichtinval is van levensbelang voor de industrie die een rijke Engelse klokkenmaker, Jean-Daniël Richard, in de 18e eeuw naar de stad bracht: de klokkenindustrie. De ateliers van de klokkenmakers werden aan de zuidkant van de huizen gevestigd. Richard instaureerde de ‘établissage’: een systeem waarbij het werk zo eerlijk mogelijk verdeeld werd. En meer autonomie aan de regio gaf, die voorheen vooral moest leven van de landbouw.
Door het herverdelen van het werk hadden inwoners meer tijd voor wat in de 19e eeuw een steeds belangrijkere vorm aannam : kunst. In de 19e eeuw ontstond er in La Chaux-de-Fonds de ‘Style Sapin’, een aftakking van de toen populaire Art Nouveau. Deze ‘denneboomstijl’ is geïnspireerd op de natuur die de stad aan alle kanten omringd, en overal is terug te zien: dennebomen getekend op de muren, een slak in een deurknop, en de coup de fouet’, oftewel zweepslagen, ronde ornementen in de hekken van de trappenhuizen.
‘De stijl was als eerste bedoeld om horloges te decoreren,totdat de armbanden daar te klein voor werden’, legt Florianne Jeanduppeux, de gids die mij op éen warme middag in augustus langs de geheimen van de stad leidt, uit. De ‘Style Sapin’ kende zijn eigen leerschool, in de 19e eeuw opgericht door Charles l’Eplattenier. Een van zijn befaamde leerlingen is Charles-Louis Jeanneret, oftewel Le Corbusier, kind van de stad. Het huis wat hij voor zijn ouders bouwde is nog steeds te bewonderen, op een van de heuvels boven de stad.
Het vak was uiteraard voor mannen gereserveerd, maar er bestonden uitzonderingen. Marie Louise-Goering (1876) was kunsterares en de eerste vrouw op de Kunstschool van l’Eplattenier (‘Cours supérieur d’art et de décoration’), in 1906. Ze boog niet voor de behoeften van de lokale industrie, ze was een buitenbeentje. Wat haar geen windeieren heeft gelegd.
In 1909 huurde een rijke horlogemaker, Rodolphe Spillman (zijn initialen staan in gouden letters op de voorgevel van zijn huis gemarkeerd), in wier huis we speciaal voor deze wandeling een kijkje mogen nemen: ze decoreerde de muren van de nieuwe kamers (Spilman breidde zijn huis steeds meer uit dankzij het door de klokkenmakelij verdiende geld), met dennebomen, gentianen en andere elementen uit de natuur. Alsof je je in het bos begeeft.
De kunst begeleid de bewoners van de stad, zeer gehecht aan hun grond, tot aan de dood. De ceremoniezaal van het crematorium (uit 1908), verstopt achter een grote gouden deur is elk stukje muur, ruit, verf gedecoreerd. Met thema’s zoals de dood (vuur), scheiding, de pijn, vrede en stilte. ‘Het was een stijl die bij de elite paste’, vertelt de gids. Het vervangt de religieuze symbolen die er maar weinig te zien zijn.
De auteur heeft zijn jeugd (1990 – 2001) in La Chaux-de-Fonds doorgebracht.
- Bezoek mede mogelijk gemaakt door: espace de l’urbanisme horloger.
Tags: art nouveau, bergen, klokkenindustrie, kunst, la Chaux-de-Fonds, style sapin
Deel dit:
Twitter Facebook Google+ E-mail